Iedereen woont in een huis. Daar is het meestal fijn en gezellig, want daar zijn ook je ouders, broertjes en zusjes, als je die hebt. Vaak heb je een eigen kamer en speelgoed. Er zijn ook bijzondere huizen, zoals boten, kerken en torens. Met welke materialen worden huizen eigenlijk gebouwd? En hoe doen ze dat in andere landen? In welke huizen wonen dieren? ‘Werelds wonen’ is een thema waar je echt alle kanten mee uit kunt.

Helaas heeft niet iedereen een dak boven zijn hoofd. Ook met kinderen mag je daarbij stilstaan. Hoe komt dat iemand op straat slaapt, is het daar koud, hoe eet hij? Durf dit onderwerp gerust met de oudere kinderen (bso-leeftijd) aan te gaan, maar begeleid goed en vermijd extreme situaties. Een optie is om een keer bij een maaltijdvoorziening van het Leger des Heils te helpen of om een kopje koffie te drinken met de man/vrouw die de Daklozenkrant verkoopt. Benader het onderwerp eerlijk en beantwoord alle vragen.

Hoe wonen mensen in andere landen? Een leuk onderwerp voor de oudere kinderen. Hang een grote wereldkaart op, liefst op een groot stuk karton geplakt, zodat er in te prikken valt. Print internetplaatjes van woningen uit allerlei landen en laat de kinderen de plaatjes op de juiste plekken op de aardbol prikken. Laat de kinderen goed kijken; is het er warm of koud, welke materialen hebben mensen om te bouwen.

Een spel dat je binnen en buiten kunt doen: de grote verhuizing. Verdeel de groep in twee teams. Teken met rood en blauw stoepkrijt twee flinke vierkanten aan elke zijde van het plein. Dit zijn de huizen. Aan de ene kant van het plein worden de huizen gevuld met huisraad: een tafel, stoeltjes, een grote staande lamp, bijzettafeltjes, een poef. Het moet wel met groepjes kinderen te dragen zijn, dus maak het niet te zwaar. Als het startsein klinkt, gaan de kinderen ‘verhuizen’. Team rood verhuist alles naar het rode vierkant, team blauw uiteraard naar het ‘andere huis’. Stimuleer de kinderen na te denken: hoe kun je slim met elkaar een tafel dragen?

Maak een buurtwandeling langs dierenhuisjes. Bereid voor, zodat je weet waar ze te vinden zijn. Denk aan een vogelnest, hondenhok, kippenren, paardenstal, poezenpaal, konijnenhok, eendenkooi. Speur in het park naar molshopen en muizenholletjes. Wellicht is er een tuin in de buurt waar veel slakken leven, die hun eigen huisje op hun rug dragen.

Steeds meer oude gebouwen worden tegenwoordig omgebouwd tot woning. Informeer in de gemeente welke bijzondere huizen er zijn. Een molen, kerk, watertoren, school of schuur verbouwd tot woning?

Elven- en kabouterhuisjes zijn heel eenvoudig te maken. Zet vier of vijf takjes in een kring. Bind de toppen bij elkaar met een stuk vissersgaren. Houd een opening vrij en vul de rest met takjes. Bouw deze huisjes in spannende hoekjes in de tuin en laat de kinderen er vervolgens een kleine tuinkabouter, een trol of speelgoedelfje in zetten.

Je hoeft niet ver te zoeken voor deze activiteit. Wandel met de kinderen door de buurt, voel en beschrijf de materialen waarvan huizen, bruggen, schuren en hekjes zijn gemaakt. Gladde leistenen raamkozijnen, houten deuren en ruwe bakstenen. Hoe voelt dat aan je vingertoppen? Wat is kouder: staal of kunststof?

We zijn geneigd om droog te willen blijven als het regent. Maar de regendruppels op je gezicht voelen, is een heerlijke zintuigelijke ervaring voor de kinderen.

Introduceer samen met de oudere kinderen een aantal lentesporten, die ze zelf mogen bedenken. Dat kunnen ze in stappen doen: eerst locatie, dan doel, spullen en spel.