Het aantal kinderen met een extra zorgvraag stijgt. Veel pedagogische professionals geven aan hier moeilijkheden door te ervaren. Begrijpelijk, want op de groepen lopen steeds meer kinderen rond die bijvoorbeeld druk, externaliserend of juist teruggetrokken gedrag vertonen. Hoe komt dit en wat kunnen we eraan doen?
Anne-Sophie Schürman is oprichter van Vesper BSO+, de eerste BSO voor kinderen met een extra zorgvraag. Daarnaast startte ze de jeugdzorgorganisatie Groei & Glunder. We vroegen haar waarom er in Nederland een stijging te zien is van kinderen met een extra zorgvraag.
Beter, groter, mooier
Volgens Schürman zijn hier verschillende redenen voor. ‘We leven in een prestatiemaatschappij. We bezitten allemaal potentie, en als maatschappij willen we die potentie maximaal benutten. Het ‘kunnen’ staat centraal. En je kunt altijd nog meer: nog gezonder worden, nog beter presteren en een nog betere versie van jezelf zijn. De verantwoordelijkheid voor succes ligt bij onszelf, maar die voor tegenslag dus ook. Heeft je kind een probleem? Dan gaan we dat vanuit ons maakbaarheidsdenken oplossen.
In een maatschappij waar alles om het ik draait, vraag je natuurlijk geen hulp aan je omgeving, aan je naasten. Het is immers ook niet de bedoeling dat je jezelf bemoeit met de opvoeding van anderen.
Bemoeien met de opvoeding
Eigenlijk zouden we ons, volgens Schürman, juist meer moeten bemoeien met de opvoeding van anderen. ‘Nu voelen mensen zich daar veel minder verantwoordelijk voor. Toch is die samenwerking met ouders juist het meest belangrijk. Ook op de bso. Sommige kinderen hebben thuis totaal andere regels, en dit zorgt begrijpelijkerwijs voor weerstand.
Zo had een van onze kinderen veel moeite met overgangsmomenten. Hij kon niet zo goed omgaan met verandering. We zijn toen met de ouders in gesprek gegaan, omdat we vonden dat er eenduidig gehandeld moest worden. De ouders kochten een wekkertje, zodat de overgangsmomenten thuis op dezelfde manier als bij ons op de bso konden worden voorbereid. Hierdoor ging het veel beter.’
Waar ligt de norm?
Het beroep op pedagogische experts is explosief gestegen, en dat zien we terug in de cijfers: één op de zeven kinderen krijgt jeugdhulp. In het verleden was dit nog maar één op de zevenentwintig.
Een significante stijging die volgens Schürman iets zegt over onze samenleving. ‘We zijn anders gaan kijken naar wat opvallend is en wat we als “opvallend gedrag” beschouwen. Ik ga hier graag het gesprek over aan met mensen. Ik vind dat er goed gekeken moet worden naar wat wij in de samenleving nu eigenlijk “opvallend” vinden. Dat is iets dat we zelf hebben bepaald en nog steeds doen. Het is belangrijk om te beseffen dat iets een afwijking noemen een menselijk besluit is, gebaseerd op sociale normen. Sociale normen kunnen veranderen en als deze veranderen, zien we weer andere zaken als opvallend gedrag, of juist niet.
Om maar gelijk met een extreem voorbeeld te komen: homoseksualiteit werd vroeger opgenomen in het handboek voor psychiatrische ziektes. Gelukkig kijken we daar tegenwoordig heel anders tegenaan. Zo zie je maar weer dat we zelf in de hand hebben waar de norm ligt en dat die norm ook verschuift.
Daarnaast zie je dat het in onze taal heel gewoon wordt om medische termen te gebruiken. Vroeger zeiden we: “Dat kind is heel druk.” Nu zeggen we: “Oh, hij heeft vast ADHD.”
Tolereren we druk gedrag?
Volgens Schürman is onze tolerantiegrens ten aanzien van druk gedrag veranderd. ‘Dit is een tendens waar we ons bewust van moeten worden. Drie procent van de kinderen loopt rond met het stempel ADHD. Deze kinderen hebben nu al een stigma. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat opvoeders minder positief aankijken tegen een kind waarvan wordt gezegd dat het ADHD heeft dan tegenover een kind dat gewoon druk is. Ik denk dat we veel te ver zijn doorgeslagen in onze diagnose dwang.’
Kijken we naar het kind of de context?
Maar op welke manier zouden we dan naar kinderen moeten kijken volgens Schürman? ‘We kijken te veel naar het individu en niet naar de context. Kinderen heb je namelijk in allerlei soorten en maten. Sommige gooien met spullen als ze boos worden, anderen bijten of weigeren mee te gaan in de vaste dagstructuur. Bij Vesper draaien we het om; zijn het kinderen met opvallend gedrag, of begeleiders met opvallend onhandig gedrag?
Soms heb je één of twee raddraaiers in de groep zitten die niet luisteren. Ze gooien de strijkkralen op de grond en lopen vervolgens lachend weg. Hierdoor nemen ze de hele groep mee in het vragen om negatieve aandacht. Het is de kunst om als professional hier een positieve draai aan te geven.
Pedagogische professionals focussen zich soms op de kinderen die niet luisteren. Begrijpelijk, maar het zou veel beter zijn om te kijken naar wat de hele groep nodig heeft en daarmee ook de kinderen met opvallend gedrag.
Dergelijk gedrag is namelijk een uiting van een dieperliggend probleem. Misschien is de ruimte niet uitdagend genoeg of zijn er niet genoeg faciliteiten om tot samenspel te komen. Wie weet zijn er te weinig plekjes om tot rust te komen en krijgen sommige kinderen hierdoor te veel prikkels. Allerlei zaken die een aanleiding kunnen zijn en waarbij we dus moeten gaan kijken naar de context.
Wat is de bedrijfscultuur?
Wat volgens Schürman ook grote invloed heeft op de kinderen, is de dynamiek binnen het bedrijf. ‘Soms zijn er geen duidelijke samenwerkingsafspraken onderling en werkt iedere pedagogisch professional op een eigen eilandje. Misschien heerst er ook een cultuur waar mensen elkaar geen feedback durven of kunnen geven. Hierdoor komen ze er alleen voor te staan en krijgen ze geen duidelijke handvatten aangereikt om deze kinderen te helpen.’
Schürman beaamt dat er soms ook kennis en expertise mist. ‘Er worden weinig opleidingen of trainingen aangeboden om pedagogisch professionals contextgericht te leren kijken. Daarnaast is de samenwerking met ouders toch wel het belangrijkste. Ga samen op zoek naar oplossingen die wel werken voor het kind.’