Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Faalangst bij kinderen: laat ze leren door te proberen

Bij angstige kinderen wordt vaak gedacht aan dat meisje dat niet durft te praten, of dat jongetje dat zich verlegen achter moeders benen verschuild. Maar wist je dat het zich ook kan uiten in baldadigheid of frustratie? Deze kinderen zijn bang om fouten te maken en geven zichzelf de schuld als er iets misgaat. Hoe kun je hiermee omgaan?

kind bang
Beeld: Unsplash / Caleb Woods

Tamara Luijer werkt als orthopedagoog-generalist en cognitief gedragstherapeut in de kind- en jeugdpsychiatrie. Ze houdt zich veel bezig met kinderen die angstig zijn of last hebben van faalangst. We vroegen haar hoe je faalangst bij kinderen herkent en wat je kunt doen om hen te helpen.

Hoe herken je kinderen met faalangst?

Volgens Luijer kunnen kinderen hun faalangst soms verbergen achter ander gedrag. ‘Ik had ooit een jongetje in mijn praktijk dat in de klas altijd zijn rekensommen doorkraste. Dan werd hij de klas uitgestuurd, precies wat hij wilde. Zo hoefde hij de sommen niet meer te maken. Op deze manier voorkwam hij dat hij fouten maakte en zichzelf dom voelde.
Ook kinderen die boos worden tijdens het knutselen, kunnen volgens Luijer last hebben van faalangst. ‘Ze vinden hun knutselwerk bijvoorbeeld niet goed genoeg.
Daarbij uit faalangst zich volgens Luijer niet alleen in angstig, teruggetrokken of baldadig gedrag, maar kan het er ook toe leiden dat kinderen moeilijke taken gaan vermijden. ‘Bang zijn om iets nieuws te proberen, kan een teken van faalangst zijn. Ze willen geen fouten maken en verwachten van zichzelf dat ze alles in één keer goed moeten doen. Liever doen ze het niet, dan dat ze het niet perfect doen.’

Tamara luijer is naast Tischa Neve en Steven Pont een van de sprekers op het congres Emoties bij kinderen op 12 september 2025. Meer info en aanmelden >>>

Wat moet je juist niet doen?

Om deze kinderen te ondersteunen, is het belangrijk te weten wat niet helpend is. Luijer: ‘Ga niet mee in het gedrag van het kind. Als je in de zorgstand schiet, kun je geneigd zijn taken over te nemen. Dat is een hele natuurlijke respons; als een kind angstig is, wil je als volwassene helpen en ondersteunen. Heel lief om die boom voor een kind te tekenen, maar daarmee haal je hem wel uit een situatie waarin hij iets kan leren. De volgende dag loopt hij tegen hetzelfde probleem aan. Hij schiet er niets mee op, en onbewust geef je hem de boodschap dat hij het zelf niet kan.’
Dit geldt ook voor oudere kinderen. ‘Volwassenen nemen vaak onbewust taken over. Bijvoorbeeld door voor een kind de orthodontist te bellen om een afspraak te maken. Natuurlijk is bellen spannend, maar juist door het zelf te doen, leer je over die angst heen te komen.’

Wat is het gevolg als je meegaat in de angst?

We vroegen Luijer wat het effect is van het steeds wegnemen van moeilijke taken voor een kind. ‘Dan wordt de angst vaak alleen maar groter. Uit onderzoek blijkt dat als je angst niet aanpakt, kinderen niet alleen bang blijven om die boom te tekenen of te bellen, maar ook andere dingen steeds vaker gaan vermijden. De angst breidt zich uit en wordt een veel groter probleem.’
Angst heeft namelijk de neiging om te generaliseren. ‘Stel, een kind heeft een enge ervaring gehad met een hond. Dan kan het zijn dat hij of zij een angst ontwikkelt voor álle honden. Maar het werkt niet andersom: als de ouders een hond in huis halen, verdwijnt die angst voor andere honden niet zomaar. Het kind denkt dan: “Deze hond is wel lief, maar andere honden niet.”’
Daarom is het volgens Luijer essentieel om (faal)angst vroegtijdig te signaleren. ‘Als je het niet aanpakt, kan een kind zelfs een angststoornis ontwikkelen. Ik heb een meisje in mijn praktijk gehad dat uiteindelijk niet meer naar school durfde, omdat ze alles uit de weg ging. Haar ouders waren te vaak meegegaan in haar angst, tot het punt dat ze helemaal niets meer durfde.’

Wat moet je juist wél doen?

Luijer benadrukt dat de houding van opvoeders en pedagogisch medewerkers een cruciale rol speelt. ‘Straal vertrouwen uit. Zeg bijvoorbeeld: “Ik zie dat je het spannend vindt, maar ik weet dat jij dit aankunt.”’
Volgens Luijer is het belangrijk om niet direct met een grote uitdaging te beginnen, maar in kleine stapjes te werken. ‘Als een kind eenmaal een succeservaring heeft gehad, krijgt het meer zelfvertrouwen en ziet het dat fouten maken erbij hoort.’

Hoe doe je dat in de praktijk?

Luijer heeft een praktisch voorbeeld: ‘In mijn praktijk laat ik kinderen met faalangst een heel nette en mooie tekening maken zonder gum. Op die manier is er geen mogelijkheid om te perfectioneren en te verbeteren. Terwijl ze daarmee bezig zijn, raken ze gefrustreerd omdat het niet perfect lukt. Daarna vertel ik ze de tekening weg te gooien, en vervolgens doen we een wedstrijd: wie kan de állerlelijkste tekening maken?
Dan zie je de kinderen vaak helemaal obloeien. Ze ervaren hoe bevrijdend het is om niet perfect te hoeven zijn. Ze merken zelfs dat het leuker is om het “fout” te doen dan om altijd maar perfect te presteren. Samen lachen om de gekke tekeningen helpt hen de druk van perfectie los te laten en gewoon plezier te hebben in wat ze maken.’

Verwachten we te veel van kinderen?

Luijer ziet dat faalangst bij (jonge) kinderen vaker voorkomt dan vroeger. ‘We leven in een prestatiegerichte maatschappij. Dankzij sociale media lijkt het alsof alles altijd beter en perfecter kan. Kinderen krijgen bijles en de verwachtingen liggen hoog. Ze ervaren steeds meer druk vanuit hun ouders. Die kunnen cijfers online volgen en zelfs constant in de gaten houden waar hun kinderen zijn.
Het advies van Luijer? Heb vertrouwen in kinderen. Ze kunnen het echt wel. Je hoeft er niet constant bovenop te zitten. Leren doe je juist door vallen en opstaan!’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.