Als kleuter van vier ving ik van een paar volwassenen die op het schoolplein stonden per toeval op dat er iets gebeurd was die nacht. Er was ingebroken, in mijn groep. Inbraak… gebroken ramen, spullen gestolen, politie! Deze woorden en de toon waarop ze werden uitgesproken waren al voldoende: ze riepen een onheilspellend gevoel op; een mengeling van onrust en angst. Het was voor het eerst in m’n leven dat ik dit zo bewust ervaarde. Je radar als kind is nog zo scherp afgesteld dat je alleen door het gedrag van de volwassenen in je buurt al voelt dat er iets in de lucht hangt. Zelfs nog voordat ze ook maar iets zeggen.
Ik