Jonge kinderen zuigen taal op als een spons. Pedagogisch medewerkers weten daarom dat het belangrijk is om kinderen een gevarieerd taalaanbod aan te bieden. Verhaaltjes voorlezen, vertellen wat je doet en vragen aan de kinderen wat ze zien. Maar hoe doe je dit op een goede manier?
Eveline Bogers is auteur en expert op het gebied van taalontwikkeling bij jonge kinderen. Ze legt graag uit waarom het belangrijk is om voldoende taal aan kinderen aan te bieden en wat de beste manier is om dit te doen. Volgens Bogers zijn er namelijk drie taalgroeimiddelen te onderscheiden waarmee je de taalontwikkeling van kinderen kunt verrijken: ‘taalaanbod, taalkans en taalfeedback.’
Taalaanbod
Het woord zegt het eigenlijk al. Met taalaanbod bedoelt Bogers dat je het kind voldoende taal aanreikt. ‘Dat het belangrijk is om kinderen veel taal aan te bieden, weten pedagogisch medewerkers natuurlijk al. Het is goed om veel tegen kinderen te praten. Toch moet je wel opletten dat de taal die je aanbiedt ook kwaliteit heeft. Daarmee bedoel ik dat je misschien onnodig korte zinnen gaat maken als je tegen kinderen praat. Soms doen we dat automatisch om het eenvoudiger te maken, maar dat is totaal niet nodig. Je ziet vanzelf wel aan een kind of hij of zij het begrijpt. Is dit niet het geval? Dan kun je het nog een keer uitleggen op een andere manier, maar doe dit absoluut niet door woorden en zinnen makkelijker te maken.’
Niet kinderachtig tegen kinderen doen
Bogers heeft tal van voorbeelden waarop we de mist in kunnen gaan. ‘Het zit hem vooral in de manier waarop we tegen kinderen praten. Stel, je loopt buiten met de kinderen en je ziet een koe in de wei. Je wijst de koe aan en zegt vervolgens: “Koetje boe.” Dat is een hele eenvoudige manier om iets duidelijk te maken. Helemaal niet nodig. We hoeven niet zo kinderachtig tegen baby’s, peuters en kleuters te doen. De lat mag echt hoog liggen. Je kunt gewoon zeggen: “Kijk, daar staat een koe in de wei en de koe zegt boe.”
Meertaligheid, taalontwikkeling en culturele achtergrond zijn essentiële thema’s in de kinderopvang die steeds meer aandacht verdienen. Hoe kun je de taalontwikkeling van alle kinderen optimaal stimuleren? Dat ontdek je tijdens het Congres Taal – en Cultuursensitief Werken in de Kinderopvang! Eveline Bogers zal een van de sprekers zijn >>>
Taalkans
Bij taalkansen gaat het er volgens Bogers om dat een kind de taal niet alleen om zich heen hoort, maar ook voldoende kansen krijgt om de taal zelf te spreken. ‘Je kunt dit natuurlijk op verschillende manieren triggeren. Als je een vraag stelt, leun dan naar voren en kijk verwachtingsvol. Zo weet een kind dat er van hem of haar wordt verwacht dat hij of zij een antwoord geeft.
Stel ook open vragen, zodat een kind niet alleen maar hoeft te antwoorden met één of twee woorden of ja of nee. Laat die kans niet liggen om ze uitgebreid te laten vertellen. Daarin kun je natuurlijk variëren per leeftijd en vragen stellen die bij de ontwikkeling passen.’
Laat kinderen zelf reageren
Volgens Bogers hoef je kinderen natuurlijk niet de hele dag door te bestoken met vragen. ‘Je kunt hier op een natuurlijke manier mee afwisselen. Bijvoorbeeld door een opmerking te maken. Als jullie tomaatjes aan het eten zijn, kun je zeggen: “Oh, wat lekker, ik hou echt van tomaten.”
Kinderen kunnen hier dan bijvoorbeeld op reageren door ook te zeggen dat ze het lekker vinden of juist niet. Ze kunnen zelf bepalen of ze reageren, en dan is de druk er ook vanaf.
Bij het voorlezen kun je de kinderen ook vragen wat ze op de plaatjes zien of wat de kleur van de jas van het hondje is.
Bij kinderen die nog niet veel durven, kunnen of willen zeggen, zou je ook kunnen vragen of ze het hondje willen aanwijzen. Dat is eigenlijk ook al een vorm van communicatie. Ze zeggen dan niets, maar in het hoofd van het kind gebeurt veel.’
Taalfeedback
Het derde taalgroeimiddel is taalfeedback. Volgens Bogers kun je kinderen op deze manier leren de taal goed te gebruiken. ‘Als een kind genoeg taalkansen krijgt en zelf ook kansen pakt om de taal te gebruiken, kun je vervolgens taalfeedback geven. Het is belangrijk dat je hierbij niet vertelt wat hij of zij fout doet, maar dat je de zinnen op een impliciete manier verbetert.’
Impliciet verbeteren
Bogers heeft hier wel voorbeelden van. Als een kind bijvoorbeeld naar je toekomt en zegt: “Juf, ik heb je overal gezoekt!” Verbeter dit kind dan niet door te zeggen: “Het is gezocht in plaats van gezoekt.”
De beste manier om dit kind impliciet te verbeteren is door te zeggen: “Oh, heb je me overal gezocht?”
Oudere kinderen waarvan Nederlands niet de moedertaal is, maken soms ook dergelijke fouten. Bijvoorbeeld: “Hij bakken ei in pan.” Dit kun je dan verbeteren door te zeggen: “Ja, dat klopt, hij bakt een ei in een pan.” Op deze manier spreek je het natuurlijke taalleermechanisme van de kinderen aan. Ze voelen zich niet gecorrigeerd, maar weten wel hoe ze de woorden in het vervolg moeten gebruiken.’