Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Hoe ga je om met kinderen met een eetstoornis? ‘Sommigen zijn pas 8 jaar’

World Eating Disorders Action Day: een jaarlijks wereldwijd event in juni dat aandacht vraagt voor eetstoornissen. En die aandacht is nodig, want eetstoornissen komen bij steeds jongere kinderen voor. Ook op de kinderopvang kun je al te maken krijgen met een kind met een eetstoornis. Hoe herken je de signalen en wat kan je doen?
eetstoornis
Beeld: AdobeStock

Uit cijfers blijkt dat sinds de coronacrisis steeds meer jongeren met een eetstoornis kampen. Ook zijn deze jongeren, of eigenlijk in sommige gevallen: kinderen, steeds jonger. Lieke Noordink werkt bij Stichting Kiem. Stichting Kiem zet zich in om de impact van eetstoornissen te minimaliseren door kennisbevordering over eetstoornissen onder naasten, scholen en professionals. Noordink ziet dat het in de praktijk al om kinderen vanaf 8 jaar (!) gaat. De vraag is: wat doe je als pedagogisch professional op de bso als je je zorgen maakt?

Eetstoornis signaleren

Bij een (opkomende) eetstoornis is het belangrijk om deze zo vroeg mogelijk te herkennen, zodat er op tijd professionele hulp ingeschakeld kan worden. Als pedagogisch professional kun je hierbij dus een signalerende rol hebben. Vaak is het een bepaald type kind dat gevoelig is voor een eetstoornis, volgens Noordink. ‘Bij anorexia zie je vaak dat dit kinderen, jongeren of volwassenen zijn die gevoelig en introvert zijn’, legt ze uit. ‘Ze hebben regelmatig last van ernstige perfectionisme en bewijsdrang. Het is vaak het “modelkind” en “de perfecte leerling” die alles goed wil doen. Bij boulimia en eetbuistoornis zie je vaak extraverte persoonlijkheden.’

Lieke Noordink van Stichting Kiem

Nu zul je in de kinderopvang vaker kinderen tegenkomen met deze karaktereigenschappen. Toch krijgen ze gelukkig niet allemaal een eetstoornis. ‘Wat een eetstoornis kan triggeren is een grote verandering in het leven van het kind. Bijvoorbeeld ouders die gaan scheiden, tijdens en na de pandemie zagen we een toename van eetstoornissen, seksueel misbruik kan triggeren of bijvoorbeeld de overgang van basis- naar de middelbare school. Daarom is het als professional belangrijk om op de hoogte te zijn van grote veranderingen binnen het gezin. Een trigger is ook het steeds vroeger “rijpen” van het meisjeslichaam. Ook social media en diëtende ouders/verzorgers zijn triggers.’ Daarnaast spelen de overtuigingen van het kind een belangrijke rol. Noordink: ‘Denkt een kind dat het niet goed of leuk genoeg is als het niet slank is? Denkt het kind dat het wél vriendjes gaat krijgen als ze dunner is? In hoeverre koppelen kinderen hun eigenwaarde aan hun lichaam? Als je daarnaast verandering ziet in het gedrag of subtiele signalen ziet, kan dat wijzen op een (opkomende) eetstoornis. Denk aan stressvol reageren op bepaald eten, liegen over eten, eten weggooien of verstoppen, of wijde kleding dragen.’

Tekst gaat verder onder kader

De meest voorkomende voedsel- en eetstoornissen op een rij

Anorexia nervosa is een psychische aandoening. Als je anorexia hebt zijn eten, je gewicht en de vorm van je lichaam een obsessie. Je bent heel bang om aan te komen of dik te worden. En je vindt jezelf nooit dun genoeg. Het gaat over veel meer dan eten. Het is een manier om met nare gevoelens en gedachten om te gaan.

Mensen met boulimia nervosa hebben regelmatig eetbuien. Uit schuldgevoel en schaamte willen ze dat eten daarna kwijt. Zo kom je terecht in een cyclus van eten en braken, laxeren of obsessief of overmatig sporten. Eigenlijk gaat boulimia niet over eten. Het is een manier om met angst en problemen om te gaan.

Een eetbuistoornis is vaak een reactie op verdriet, woede of eenzaamheid. Tijdens een eetbui heb je niet in de hand hoeveel je eet. Stoppen lukt niet. Een eetbuistoornis wordt ook wel Binge Eating Disorder genoemd. De eetbuien bieden troost en afleiding. Tijdens het eten hoef je namelijk even niets te voelen. Eetbuien vinden meestal plaats in het geheim.

Als je ARFID hebt, vermijd je voedsel met een bepaalde structuur, kleur, geur of smaak. ARFID staat voor Avoidant Restrictive Food Intake Disorder. Met je gewicht of lichaam ben je niet bezig. Je zintuigen vinden bepaalde structuren, kleuren, geuren of smaken van voedsel vreselijk. Misschien heb je vroeger iets naars met eten meegemaakt. Je bent bijvoorbeeld bijna gestikt in een stukje appel of je moest overgeven van eten dat bedorven was.

Voor alle eetstoornissen geldt: hoe eerder de persoon de juiste hulp krijgt, hoe groter de kans dat hij of zij herstelt.

Vergevorderd

Veel mensen denken dat je aan de bel moet trekken bij lichamelijke veranderingen. ‘Maar dan is de eetstoornis al heel ver gevorderd en is het al veel moeilijker om bij het kind door te dringen’, aldus Lieke Noordink. ‘Daarom is belangrijk om op bovenstaande signalen te letten. Je wilt er zo vroeg mogelijk bij zijn.’ Bovendien word je met een eetstoornis niet altijd dunner. ‘De bekendste eetstoornis is anorexia, maar de meest voorkomende eetstoornis is de eetbuistoornis, ook wel Binge Eating Disorder genoemd. Hierbij heeft iemand last van enorme eetbuien en deze persoon vermagert dus niet.’

Schaduw

‘Een eetstoornis moet je eigenlijk vergelijken met een schaduw die voor de persoon schuift. De eetstoornis/schaduw schuift langzaam voor het kind; het wordt letterlijk overgenomen door de eetstoornis. Als ouder of professional is het moeilijk om dat waar te nemen. Vaak verandert er iets in het leven van het kind en dan komt de schaduw van de eetstoornis naar de voorgrond. In het begin schuift deze schaduw nog minder donker en zichtbaar voor het kind. Maar hoe meer de eetstoornis toeneemt, hoe intenser en donkerder deze schaduw wordt en dus hoe moeizamer het wordt om contact te maken met het kind achter de eetstoornis.’

‘Toon je machteloosheid niet aan het kind, want hij of zij voelt zich al schuldig genoeg’

Hoe ga je om met een kind met eetstoornis?

De vraag is natuurlijk hoe je omgaat met een kind met een (vermoeden van) een eetstoornis. Allereerst is het goed je te realiseren dat je geen hulpverlener bent als je in de kinderopvang werkt. Heb je zorgen? ‘Ga dan in gesprek met het kind en blijf contact maken. Zie het kind, niet alleen de eetstoornis. Als je hem of haar constant aanspreekt op het eetgedrag of het lichaam, helpt dat niet. Denk aan opmerkingen als “hoezo eet je niet?”, “wat ben je dun/dik geworden” of constant proberen het kind (minder) te laten eten. Toon je machteloosheid niet aan het kind, want hij of zij voelt zich al schuldig genoeg.’

‘Zeg vooral: “Ik zie dat je het moeilijk hebt. Wil je er iets over vertellen?” Denk ook na over of dat moment het juiste moment is om te praten. Vlak voor of tijdens het eten is de spanning bijvoorbeeld erg hoog bij het kind. Daarnaast is het natuurlijk van groot belang om je zorgen te delen met ouders en met hen in gesprek te gaan. Zien zij ook wat jij ziet? Maken zij zich zorgen? Zijn er wellicht grote veranderingen in het leven van het kind gebeurd? Vraag misschien ook hoe er thuis met eten omgegaan wordt. Is bijvoorbeeld één van de ouders altijd op dieet en praat hij of zij negatief over het uiterlijk? Of worden kinderen juist beloond met eten? Bespreek daarnaast de opties om hulp te zoeken.’ En als de andere kinderen op de bso zich met het eetgedrag van het kind gaan bemoeien tijdens het fruitmoment? ‘Vertel ze dan simpelweg dat ze zich met hun eigen bord mogen bemoeien.’

Op de website van Stichting Kiem vind je meer info over diverse eet- en voedingsstoornissen en diverse handleidingen voor professionals. Zo vind je er de signalenkaart – bedoeld voor huisartsen, maar ook interessant als je met kinderen of jongeren werkt. Ook deze handleiding voor onderwijsprofessionals kan helpend zijn voor professionals in de kinderopvang. Daarnaast biedt Stichting Kiem live trainingen aan voor professionals.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.