Een leuk verhaal om voor te lezen!
Het lijkt alsof er steeds meer kinderen met extra ondersteuningsbehoeften bijkomen in de kinderopvang. Hoe kun je zogenaamde ‘passende kinderopvang’ bieden? Waar klop je aan voor hulp en met wie werk je samen? Hoe zorg je ervoor dat deze extra ondersteuning niet ten koste gaat van de andere kinderen en het team?
Het is vrijdagochtend, en ondanks de kou bruist het in de Schilderswijk van leven. De geur van kibbeling en exotische specerijen komt je op de Haagse markt al van verre tegemoet. Iets verderop, in het warme wijkcentrum, begroet Esen Pamay de buurtbewoners met een vriendelijke glimlach. Aan de lange koffietafel worden koekjes gegeten en klinken zachte gesprekken. Esen overhandigt een folder. ‘Welkom!’ zegt ze enthousiast. ‘Ik ben hier de peuterconsulent.
Bij speelleergroep “kabouter Kik” van Sinne kinderopvang in Leeuwarden krijgen kinderen van het azc de mogelijkheid om samen te spelen en te ontwikkelen Ze krijgen – net als alle kinderen - tegelijk het VE-activiteiten aanbod. De twee pm’ers op de groep staan de hele ochtend “aan”. ‘De kinderen kunnen eindelijk kind zijn met de anderen.’
Hoe bepaal je of VVE-programma's daadwerkelijk effect hebben? En wat kunnen pedagogisch medewerkers doen om bij te dragen aan het verkleinen van onderwijsachterstanden? Dit zijn vragen die lastig te onderzoeken zijn, maar de gemeente Westerwolde liet zich hierdoor niet ontmoedigen. Vorig jaar startte een project waarin zij VVE-locaties kritisch onder de loep namen: het doel? De kwaliteit van VVE verhogen en voor alle kinderen gelijke kansen creëren.
Het is een populair woord als het gaat over kinderopvang: zorgkinderen. Elk pedagogisch beleidsplan bespreekt de kinderen die om een of andere reden extra aandacht vragen. In een tijd waarin veel kinderen een label krijgen is de grens wanneer zij zorgkinderen zijn fluïde. Dit kan zorgen voor onzekerheid bij medewerkers. Heeft het kind een directe zorgvraag, of is het gewoon wat langzaam in de ontwikkeling?
Onderzoek uit binnen- en buitenland door Ruben Fukkink.
Sommige kinderen spreken thuis een andere taal dan op de kinderopvang. Vaak hebben deze kinderen de Nederlandse taal binnen mum van tijd onder de knie. Toch zijn er ook uitzonderingen: kinderen die niet goed uit hun woorden komen of helemaal niets zeggen. Hoe kun je daar als pedagogisch professional mee omgaan?
‘Zullen we weer soep maken?'
Max heeft zijn koksmuts op zijn hoofd gezet en trekt een schortje aan. In zijn hand houdt hij een houten soeplepel vast. Hij lijkt weer echt een top-kok.
Welke rol heeft de kinderopvang bij een kansrijke start in het leven van kinderen? En hoe kunnen we die rol versterken? De Haagse Hogeschool onderzocht het programma Kansrijke Start in Den Haag. Onderzoeker Anne Steenbakkers vertelt erover.